In de provincie Drenthe bevinden zich 54 hunebedden, ook wel steengraven genoemd.
Onze hunebedden stammen uit de laatste helft van het derde voor-Chr. Millenium.
Dit gebeurde in een landschap dat, op basis van stuifmeelonderzoek, geheel verschilde van het huidige en ook van het voorafgaande. Het klimaat was milder, linden, iepen en essen vormden hoofdcomponenten van de toenmalige bossen; uitgestrekte heidevelden ontbraken nog.
Hunebedden zijn van groot belang, hebben een grote cultuurhistorische waarde en zijn aantrekkelijk om te zien. Iedere bezoeker dient deze grafkelders te respecteren , beschermen en bewaren.
Professor van Giffen verzocht in 1954 om inlichtingen omtrent de toestand van de Rijkshunebedden in de gemeente Sleen. Volgens de gemeente waren het grote (D50) en het kleine hunebed (D51) in Noord-Sleen nog in behoorlijke staat maar was de Papeloze kerk (D49) in Schoonoord in zeer slechte toestand.
Prof. Dr. A.E. van Giffen was van het Biologisch-Archaeologisch Instituut der Rijks-Universiteit te Groningen en was correspondent der Rijkscommissie voor de Monumentenzorg belast met het toezicht op de (Rijks)hunebedden.
Hunebed De Papeloze kerk van Schoonoord wordt gedateerd uit het Neolithicum en ontleent zijn naam aan het houden van de zgn. geheime hagepreken in de buitenlucht door gereformeerde geestelijken, dus zonder pastoor, zoals dit, vooral even voor de 80-jarige oorlog gebruikelijk was. Bij de kerkhervorming in de 16e. eeuw, verkondigde Menso Alting (1541-1612) voor het eerst in Sleen de nieuwe leer. Hij moest wegens geloofsvervolging zijn werk aanvankelijk staken. Velen keerden tot het oude geloof terug, doch een kern bleef. Deze verenigde zich in gebed en zang onder de blote hemel. Een dergelijke verenigingspunt was voor de Slener ingezetenen de heuvel met het hunebed in het vlakke open heideveld tussen Noord-Sleen en Schoonoord. De voorganger stond daarbij op het steengraf en bij onraad kom men zich tijdig gemakkelijk verspreiden. De benaming "kerk" van de plaats van de bijeenkomsten bracht men over op de bewuste hoogte met het hunebed.
Het hunebed, ook wel grootsteengraf of megalithicon genoemd, was onherstelbaar beschadigd en werd met hulp van Prof. van Giffen in 1958 en 1959 gerestaureerd. Hierbij werd met medewerking van Staatsbosbeheer en de N.A.M. onder meer een aantal dekstenen aangevoerd, in gewicht variërend van 12 tot 25 ton. Deze stenen zijn afkomstig van een geamoveerd provinciaal hunebed D32 bij Valthe.
Aan de hand van oudheidkundige gegevens werd getracht het hunebed een aanzicht te geven van de grafkelders zoals die door de voorouders, behorende tot de Trechterbekercultuur, zo’n 4500 jaar geleden werden gebouwd. Het grote hunebed heeft men voor de helft met een dekheuvel toegedekt met steen en heideplaggen en het andere deel is open gehouden zodat bezoekers zich een goed beeld kunnen schetsen van de bouw van het hunebed. De officiële opening van het gerestaureerde hunebed vond plaats op maandag 20 juni 1960.
Het gerenoveerde hunebed bestaat uit een kelder, dekheuvel en steenkrans.
De rechthoekige kelder bestaat uit 14 draagstenen, t.w. 2 sluitstenen en 6 paar zijstenen, verder 6 dekstenen en een poort of toegang van 2 paar poortzijstenen en 1 poortdeksteen.
Op de overgang van de poort naar de kelder ligt een drempelsteen. De vloer bestaat uit uit veldstenen en een egaliserend laagje granietgruis. Daarop werden de doden door familie of gemeenschap in liggende, hurkende of zittende houding bijgezet met grafgiften zoals wapens en sieraden (kralen van barnsteen of git, geïmporteerd uit het Oostzeegebied of N.O. Engeland) en potten (urnen) fraai versierd met ingestoken siermotieven, bevattende teerkost voor de reis naar het hiernamaals. De ovale dekheuvel is afgezet met een krans van 28 krans- of randstenen. Alle stenen behoren tot het noordelijk zwerfsteengezelschap.
Overeenkomstig de toegang aan de zuidzijde van de ongeveer O. en W., naar de opkomende zon gerichte kelder-as, behoort het hunebed tot de groep van de zgn. ganggraven. Andere typen zijn representanten van portaal-, trap- en langgraven. Zij vormen tezamen de meest westelijke uitloper van de grote continentale N.W. Europese groep van grootsteen- of megalithische graven. Deze zijn kosmopolitisch, verspreid over de gehele wereld en in sommige streken nog tot op heden gebouwd en in gebruik.[1]
In de nabijheid van dit hunebed bevindt zich nog een terrein met daarin de zgn. Galgenberg, 34 grafheuvels en Celtic Fields (raatakkers).
[1] Sommige informatie is afkomstig uit de toespraak van Prof. Dr. A.E. van Giffen bij de opening van het gereconstrueerde hunebed in 1960, bron gemeentearchief Sleen, inv. nr. 2001
Hunebed Noord-Sleen D51_Bron Wouter Hinrichs_kleiner.jpg
Onze hunebedden stammen uit de laatste helft van het derde voor-Chr. Millenium.
Dit gebeurde in een landschap dat, op basis van stuifmeelonderzoek, geheel verschilde van het huidige en ook van het voorafgaande. Het klimaat was milder, linden, iepen en essen vormden hoofdcomponenten van de toenmalige bossen; uitgestrekte heidevelden ontbraken nog.
Hunebedden zijn van groot belang, hebben een grote cultuurhistorische waarde en zijn aantrekkelijk om te zien. Iedere bezoeker dient deze grafkelders te respecteren , beschermen en bewaren.
Hunebed Noord-Sleen D50.jpg
Prof. Dr. A.E. van Giffen was van het Biologisch-Archaeologisch Instituut der Rijks-Universiteit te Groningen en was correspondent der Rijkscommissie voor de Monumentenzorg belast met het toezicht op de (Rijks)hunebedden.
Hunebed de Papeloze kerk Schoonoord_bron_Janny Oost-Bakker_kleiner.jpg
Het hunebed, ook wel grootsteengraf of megalithicon genoemd, was onherstelbaar beschadigd en werd met hulp van Prof. van Giffen in 1958 en 1959 gerestaureerd. Hierbij werd met medewerking van Staatsbosbeheer en de N.A.M. onder meer een aantal dekstenen aangevoerd, in gewicht variërend van 12 tot 25 ton. Deze stenen zijn afkomstig van een geamoveerd provinciaal hunebed D32 bij Valthe.
Aan de hand van oudheidkundige gegevens werd getracht het hunebed een aanzicht te geven van de grafkelders zoals die door de voorouders, behorende tot de Trechterbekercultuur, zo’n 4500 jaar geleden werden gebouwd. Het grote hunebed heeft men voor de helft met een dekheuvel toegedekt met steen en heideplaggen en het andere deel is open gehouden zodat bezoekers zich een goed beeld kunnen schetsen van de bouw van het hunebed. De officiële opening van het gerestaureerde hunebed vond plaats op maandag 20 juni 1960.
Het gerenoveerde hunebed bestaat uit een kelder, dekheuvel en steenkrans.
De rechthoekige kelder bestaat uit 14 draagstenen, t.w. 2 sluitstenen en 6 paar zijstenen, verder 6 dekstenen en een poort of toegang van 2 paar poortzijstenen en 1 poortdeksteen.
Op de overgang van de poort naar de kelder ligt een drempelsteen. De vloer bestaat uit uit veldstenen en een egaliserend laagje granietgruis. Daarop werden de doden door familie of gemeenschap in liggende, hurkende of zittende houding bijgezet met grafgiften zoals wapens en sieraden (kralen van barnsteen of git, geïmporteerd uit het Oostzeegebied of N.O. Engeland) en potten (urnen) fraai versierd met ingestoken siermotieven, bevattende teerkost voor de reis naar het hiernamaals. De ovale dekheuvel is afgezet met een krans van 28 krans- of randstenen. Alle stenen behoren tot het noordelijk zwerfsteengezelschap.
Prof. Dr. A.E. van Giffen bij de opening van het gerenoveerde hunebed de Papeloze kerk op 20 juni 1960, de steen op de achtergrond is door hem daarbij onthuld..jpg
In de nabijheid van dit hunebed bevindt zich nog een terrein met daarin de zgn. Galgenberg, 34 grafheuvels en Celtic Fields (raatakkers).
[1] Sommige informatie is afkomstig uit de toespraak van Prof. Dr. A.E. van Giffen bij de opening van het gereconstrueerde hunebed in 1960, bron gemeentearchief Sleen, inv. nr. 2001