Tab Gemeente Coevorden
Terug naar zoeken
Abdij Corvey

De Abdij Corvey en Nederland

Type:
Collectie
Kern:
Coevorden
Kenmerken:
Gebouw, Persoon
Periode:
Middeleeuwen

Deze voordracht is uitgesproken op de bijeenkomst van de Picardtclub op maandag 14 november 1977 door Mr. A. Veenhoven

Vanmiddag wil ik het met u hebben over een stukje geschiedenis van in hoofdzaak de twaalfde eeuw, waarbij Coevorden nauw betrokken is. In 1046 had keizer Hendrik III van het Duitse rijk voor de derde maal de grafelijkheid van Drenthe geschonken aan de bisschop van Utrecht en we mogen aannemen dat de bisschop toen langzamerhand als wereldlijk heer vaste voet kreeg in deze streken. Ongeveer een eeuw later schonk bisschop Harbertus van Utrecht, van wie u straks meer zult horen, het kasteleinschap (slotvoogdij) aan zijn broer Leffert (ook Leffard), nadat hij de vorige slotvoogd Rudolf had afgezet (1143). Tegelijk werd een andere broer van de bisschop, Ludolf, erfelijk belast met de prefectuur van Groningen, dat toen nog tot het landschap Drenthe behoorde. Uit dit gebeuren valt af te leiden dat in 1143 een slot te Coevorden bestond en Ter Kuile stelt in zijn werk “Kastelen en Adellijke Huizen” dat dit slot onder Harbertus is gebouwd. Corneille Jansen veronderstelt dat het oudste castellum een houten geval is geweest, maar de ronde stenen toren is een type, dat in de twaalfde en dertiende eeuw in Nederland veelvuldig is gebouwd en ik waag de veronderstelling dat de toren er reeds in de twaalfde eeuw is geweest, waarbij ik zou willen wijzen op de ijzeroersteen, die er bij de restauratie is aangetroffen en welke als bouwmateriaal is gebruikt, voordat men in deze streken tot het bakken van stenen overging. Ik kom nu tot het eigenlijke onderwerp van vandaag.

De Abdij Corvey en Nederland

In een oorkonde, uitgegeven te Anlo in het jaar 1148 (de datum wordt in de akte niet vermeld1 ) verklaart Wiboldus, abt van Corvey, dat hij een bezitting van het Klooster te Meretha verhuurt aan Conradus de Orio voor de som van vier zilveren marken, die jaarlijks op Sint Jacobsdag – 25 juli – moeten worden betaald aan de rentmeester van het klooster en wel te Coevorden ten huize van vrouwe Sigardis2. Dit is de oudste oorkonde, waarin Coevorden als plaatsnaam wordt vermeld.

Van iets oudere datum is de vermelding van de persoonsnaam Fredericos van Cuvorde in een oorkonde van 1141, waarbij bisschop Harbertus van Utrecht aan het klooster te Ruinen ten geschenke gaf de kerk te Steenwijk en goederen te Ruinen, Meppel, Anreep, Pesse en Bunne. Het is waarschijnlijk, dat genoemde Fredericus toen werd aangeduid met zijn woonplaats; in feite weten we alleen dat hij getuige was bij bedoelde schenking. Die oorkonde van 1148 is de aanleiding tot mijn verhaal. Er rijzen een paar vragen: waar lag Meretha en wie was Conradus de Orio. In het oorkondenboek voor Groningen en Drenthe (nummer 29) staat boven het stuk: Wiboldus abt van Corvey, verpacht een bezitting der abdij in Friesland. In een noot staat de plaats Mirdum? Dit zal wel verband houden met het wel bekende feit dat Corvey goederen in Friesland had.

Wanneer we Wibald in Anlo ontmoeten is hij op reis naar Friesland om daar regelingen te treffen over het kloosterbezit, dat oorspronkelijk voor de wolvenverzorging van het klooster belangrijk was. De uitgifte van de oorkonde te Anlo geschiedt in tegenwoordigheid van bisschop Harbertus en vele anderen, die niet met name worden genoemd. De tweede vraag is: wie was Conradus de Orio? Was het een Fries of een Drent of geen van beide? We weten het niet.

Eerst iets over het klooster Corvey

Het is één van de oudste kloosters uit de Carolingische tijd en gesticht in 822. Er zijn er in Duitsland maar enkele, die ouder zijn en evenals Corvey in Nederland bezittingen hadden, namelijk Echternach (698), gesticht door Willibrord, Fulda (gesticht door Sint Bonifacius in 744), Lorsch (in Hessen 764) en Werden nabij de Roer (gesticht door Liudger in 799). Corvey is een dochter van een Frans klooster Corbie, gelegen nabij Amiens en het heette dan ook aanvankelijk nova Corbeia, later geworden tot Corvey3. Het was een wens geweest van Karel de Grote om in het pas door hem onderworpen Saksenland een klooster te stichten, maar die wens ging pas na zijn dood in vervulling. In 815 kwam een nederzetting tot stand in Hethi nabij Neuhaus op vrij korte afstand van Corvey.

Deze plaats was minder geschikt gelegen en werd in 822 verwisseld met dat van de villa Huxori, een koninklijk landgoed, gelegen aan de Weser in de nabijheid van de later gestichte stad Höxter in Westfalen.

De stichters waren abt Adalhard van Corbie en zijn broer Wala, neven van Karel de Grote. De eerste kloosterlingen waren gedeeltelijk jonge Saksische edelen, die misschien destijds als gijzelaars naar Francie waren gekomen. Lodewijk de Vrome verleende het al aanstonds grote voorrechten, zoals vrije abtskeuze en immuniteit, hetgeen meebracht eigen rechtspleging, vrijstelling van heffingen en van de heerban en in 833 ook het muntrecht, terwijl behalve Huxori ook andere goederen werden geschonken, zowel door de keizer als door particulieren. Het was weldra één van de rijkste kloosters van Duitsland. Vooral de Saksische keizers (11e eeuw) waren het zeer toegedaan. Bij de kroning van Hendrik II werd het rijk begiftigd, terwijl Hendrik III in 1039 aan de abt de vorstengang verleende en de vrije abtskeuze bevestigde. Lodewijk de Vrome schonk relikwieën van Sint Stephanus, afkomstig van zijn hofkapel, aan Corvey, dat aanvankelijk ook aan deze heilige was gewijd. In 836 komt het gebeente van Sint Vitus daarbij.
Deze waren aan het klooster geschonken door abt Hilduinus van het Klooster Saint-Denis (Dionysius) nabij Parijs uit dankbaarheid voor de genoten gastvrijheid in Corvey, waarheen hij een tijdlang door Lodewijk de Vrome verbannen was geweest.

Spoedig wordt Sint Vitus de schutspatroon van de Saksers en vele kerken, gesticht door monniken, die vanuit Corvey zending bedreven, zijn aan deze heilige gewijd. Op het voetspoor van Sint Vitus kan in Nederland de invloedssfeer van Corvey worden nagegaan. Sint Vitus is een wat mysterieuze heilige, die te Mazara op Sicilië geboren zou zijn en reeds op jeugdige leeftijd in of omstreeks 305 de marteldood stierf. Zijn gebeente bleef tot 583 in Mazara en toen begon men er mee te slepen, eerst naar Lucanië, toen naar Rome, in 756 naar het klooster Saint-Denis en in 836 naar Corvey in een plechtige processie, die 20 dagen duurde. Het aantal patronaten van Sint Vitus is legio (minstens 30) en een zeer groot aantal kerken en kapellen is aan hem gewijd, vooral in Duitsland en Italië.

Stichting van kerken in Nederland

  • De stichting van kerken in Nederland heeft langs verschillende lijnen plaatsgehad: te Oldenhove, welke plaats later in Leeuwarden is opgegaan, Sint Vitus werd schutspatroon van Friesland. Dochterkerken zijn er te Stiens, Sensmeer (bij Sneek), Terzool, Finkum, Wijns, Wetzens en Oostrum
  • Westerwolde. De kerk te Winschoten was vroeger aan Sint Vitus gewijd (Vitus-holt). Van vijf kerken in Westerwolde had Corvey het collatierecht: Frieseloo, Onstwedde, Sellingen, Vlagtwedde en Wedde. Mogelijk zijn later verdwenen kerken in Reiderland vanuit Corvey gesticht4
  • De derde lijn loopt via de abdij Elten, in 963 vanuit Corvey gesticht. Het werd in 1811 opgeheven; alleen de kloosterkerk is nog aanwezig.

Zekere graaf Wichman van Hamaland schonk met goedkeuring van keizer Otto I in 968 Nardincklant – ongeveer het gebied van het tegenwoordige Gooi – aan deze abdij. Dit verklaart dat een viertal kerken in het Gooi, die te Naarden (de oudste), Blaricum, Bussum en Hilversum, aan Sint Vitus zijn gewijd. Tenslotte zijn nog de kerk te Andelst in de Betuwe en een kapel in de Sint Walburgskerk te Zutphen aan deze heilige gewijd. 

Bezittingen van Corvey

Ik heb getracht na te gaan welke bezittingen Corvey in Nederland heeft gehad. Een belangrijke bron daarvoor zijn de traditiones, lijsten van goederen, waarop is vermeld de wijze waarop het goed is verkregen. Van Corvey zijn een kleine vijhonderd bekend, maar de meeste betreffen goederen in Duitsland. Jammer genoeg zijn de originele traditiones, die betrekking hebben op verkrijgingen in de 9e en 10e en 11e eeuw verdwenen en wij moeten het in hoofdzaak doen met een afschrift van 1479 of stukken van nog jongere datum. Bij het overschrijven van de oorspronkelijke stukken plegen fouten te worden gemaakt, verbeteringen te worden aangebracht of ook wel veranderingen. Vervalsing van oorkonden was in de middeleeuwen een heel gewone zaak, bijvoorbeeld met het doel om het bestaan of niet bestaan van bepaalde rechten te bewijzen. Zo is er een register van inkomsten van de abdij uit de tijd van abt Saracho (1056-1071), dat algemeen als een vervalsing wordt beschouwd. In de traditiones is sprake van land in Westergo in Friesland te Camminge en Hunderi, nabij Leeuwarden. Verder van bezit te Losdorp, Wahtum (Hoog-Watum?), Oostwierdi en Baccamum in de provincie Groningen en van goederen in de Veluwe, Hamaland, Suffeno en Agrotingum. Tenslotte was Corvey gegoed in Westerwolde. Het beheer daarvan was generaties lang toevertrouwd aan leden van het geslacht Addinga, wonend op het huis te Wedde. In 1367 werd een lid van deze familie met de rechten in Westerwolde beleend.

Abt Wibald

Ik kom nu bij de persoon van abt Wibald, ook wel Wibaldus genoemd. Hij was abt van het rijksklooster Corvey van 1146-1158 en tegelijk van de kloosters te Stavelot en Malmédy, op ongeveer 300 kilometer afstand van Corvey gelegen. We komen hem tegen als kanselier en raadgever van de keizers Koenraad III (1138-1152) en Frederik Barbarrossa (1152-1190), beiden uit het huis der Hohenstauffen. Hij nam deel aan gezantschappen naar de paus en de Oost-Romeinse keizers. Als kanselier was hij werkzaam in de Kanzlei, het secretariaat zou men kunnen zeggen van het koninklijke of keizerlijke hof. Hij hield zich daar bezig met het vervaardigen of dien vervaardigen van oorkonden en brieven. Aan de handschriften van de oorkonden en brieven, die uit die tijd bewaard zijn gebleven, is te zien dat er naast Wibald andere schrijvers werkzaam waren. Maar ondanks deze werkzaamheden bleef Wibald in de loop der jaren steeds fungeren als abt, eerst alleen van de kloosters te Stavelot en Malmédy, die door een personele unie waren verbonden, later bovendien nog van Corvey. Zo zien we hem nu eens in een van zijn kloosters, dan weer ergens aan het hof. Na het overlijden van een keizer kozen de Duitse vorsten een Roomse koning, die gewoonlijk na kortere of langere tijd door de paus tot keizer werd gekroond. Na het uitsterven van de Duitse tak van de Carolingers in 922 volgde een serie keizers uit het Saksische huis, waarvan verschillende het klooster Corvey, dat in Saksen was gelegen, zeer toegedaan waren, waarvan kan blijken uit schenkingen aan de abdij. Onder de laatste keizer uit het Saksische huis Lotharius III deed Wibald reeds zijn intrede aan het hof. Van hem is bewaard een gedeelte van zijn brievenboek, aanwezig in het rijksarchief te Luik, namelijk dat van de jaren 1147 – 1154 en 1156-1157, waarin afschriften waren opgenomen van door hem vervaardigde oorkonden en ontvangen en verzonden brieven. In deze jaren zijn ongeveer 450 stukken ingeschreven, waarvan tenminste 116 door hem zijn gedicteerd of geschreven. Uit de oorkonden blijkt dat hij talrijke malen als getuige bij de uitvaardiging hiervan is opgetreden. Ook onder oorkonden, die betrekking hebben op zijn drie kloosters, vinden we zijn naam terug, zo bijvoorbeeld in de oorkonde van 1148, gegeven te Anlo en in tegenwoordigheid van de bisschop van Utrecht, Harbertus, uitgevaardigd.

Levensloop Wibald

In het kort nog iets over de levensloop van Wibald. Hij werd in 1098 geboren, ergens in Neder-Lotharingen, vermoedelijk in de omgeving van Stavelot. Hij ontving in elk geval onderwijs in de kloosterschool van die plaats en vertrok in 1115 naar Luik voor theologische studie, maar volgde er ook lessen in andere wetenschappen. In 1117 deed hij zijn intrede in het klooster Waulsort ten zuiden van Namen, maar reeds het volgende jaar vertrok hij naar dat te Stavelot, waar hij in 1130 tot abt gekozen werd. Hij herstelde de discipline en verbeterde het beheer van de kloostergoederen. We weten niet goed op welke manier hij bij het keizerlijke hof betrokken is geworden. Misschien eerst alleen maar als bekwaam schrijver van oorkonden, een kunst die destijds alleen de geestelijkheid machtig was en in hoog aanzien stond. In elk geval was hij omstreeks 1135 betrokken bij de voorbereiding van de tweede Italiaanse veldtocht van Lotharius III, waarvan ons blijkt uit een keizerlijke dankbetuiging van 17 augustus 1136. Aan deze veldtocht heeft Wibald deelgenomen, maar al voordien had hij Italië bezocht voor de behandeling van een zaak tijdens het concilie te Pisa omstreeks 1135.

Tijdens genoemde veldtocht kreeg Wibald opdracht om te bemiddelen bij een twist over de abtskeuze van het beroemde klooster Monte Casino, het oudste klooster van de order der Benedictijnen, gesticht omstreeks 528 door Benedictus, die de leefregels van de orde geeft opgesteld. Dit geschil eindigde hiermee, dat Wibald tegen de wil van de paus door de keizer tot abt van Monte Casino werd benoemd, welk feit in een gouden bul werd bevestigd. Lang heeft zijn abtsiaat niet geduurd. Reeds op 2 november – 6 weken na zijn benoeming – moest Wibald vluchten voor de keizers vijand Roger II van Sicilie, één van de zogenaamde Noormannenkoningen.

Kort na de Italiaanse veldtocht stierf Lotharius en voortaan zien we Wibald als raadgever aan het hof van dienst opvolger, Koenraad III, optreden. In 1146 vinden we hem als keizerlijk gezant bij een missie naar de paus. Na zijn terugkeer kreeg hij de opdracht om orde op zaken te stellen in het klooster Corvey, waar een jonge onbekwame abt, die het klooster ten gronde richtte, na een kanoniek proces was afgezet. Op voorstel van keizer Koenraad III werd daarop Wibald door de monniken tot abt gekozen. Na enige aarzeling aanvaardde hij dit ambt, maar bleef daarnaast abt van de kloosters te Stavelot en Malmédy. Hij wist in Corvey orde op zaken te stellen, maar ondervond nog jarenlang tegenwerking van de afgezette abt, zijn familie en Saksische dienstmannen. Ook zijn werkzaamheden aan het keizerlijke hof bleven bij tussenpozen doorgaan. Zo moest hij tijdens de kruistocht van Koenraad III in 1148 en 1149 diens zoon adviseren bij het bestuur van het rijk.

In november 1151 treffen we Wibald weer aan als lid van een gezantschap naar de paus, die dan te Segni verblijft. De heenreis – in wintertijd – duurde ongeveer 6 weken. Bij zijn terugkeer bleek, dat keizer Koenraad overleden was. Hij steunde de verkiezing van diens neef Frederik I tot Rooms koning en bleef ook aan het hof als “notarius” werkzaam. Hoewel de nieuwe koning van zijn diensten gebruik bleef maken geraakte Wibald als raadgever wat op de achtergrond. In het najaar van 1157 werd hij nogmaals belast met een gezantschap naar de keizer van het Oost-Romeinse rijk Manuel I te Constantinopel. Op de terugreis stierf Wibald te Monastir in Macedonie, waar hij begraven werd. Het jaar daarop werd zijn gebeente overgebracht naar de kloosterkerk te Stavelot.

Het oordeel van de Duitse geschiedschrijvers over Wibald is erg uiteenlopend. We ontmoeten hem als trouw dienaar van drie opvolgende keizers, die voor zijn werk rijkelijk wordt beloond in de vorm van gunsten voor zijn kloosters. Talloze malen ontmoeten we hem blijkens de oorkonden op hof- en rijksdagen van de keizers, die op vele plaatsen in het rijk werden gehouden en waarvan ik hier wil noemen: Frankfort, Regensburg, Bamberg, Nurnberg, Wurzburg, Spier, Worms, Trier, Merseburg, Konstanz, Goslar, Luik, Aken, Keulen en Nijmegen. Dit betekent dat Wibald steeds heen en weer reisde tussen zijn kloosters en de plaatsen, waar het hof zich op dat moment bevond, nog afgezien van zijn reizen als gezant naar Italië en Byzantium. Een slopend bedrijf in een tijd toen de reizen per wagen of te paard moesten worden gemaakt en slechts een enkele maal per schip.

In de korte tijd dat hij abt was van Corvey heeft hij zich krachtig ingespannen om de zaken daar in goede banen te leiden, maar hij was door zijn andere functies niet in staat om veel tijd aan de kloosters te wijden. Van de abten, die Corvey heeft gehad, was hij degene, die het meest op de voorgrond is getreden.

  1. Oorkondenboek voor Groningen en Drenthe nummer 29 []
  2. Zie Reichskanzlei und Hofkapelle unter Heinrich V und Konrad III, Friedrich Hausmann, Stuttgart 1956 []
  3. Corbie was gesticht in 660 door de gemalin van de Franse koning Chlodwig II, Bathilde []
  4. Zie O.B. nummer 30 de datum 1150 []